Al sinds de financiële crisis in 2008 koopt de Europese Centrale Bank (ECB) staatsobligaties van verschillende landen op. Maar sinds het uitbreken van de pandemie vorig jaar, kondigde de ECB aan om de geldprinter in de hoogste versnelling te zetten. Door middel van het opkopen van staatsobligaties probeert de ECB de financiële markten en economie onder controle te houden. Momenteel bekijkt de ECB om een nieuw opkoopprogramma te starten.
Dit programma zou het huidige quantitative-easing (QE) programma dat 20 miljard euro schuld per maand opkoopt, moeten vervangen. Dit nieuwe initiatief zou dus dienen als back-up plan indien het Pandemic Emergency Purchase Program (PEPP) van 1.85 biljoen euro stopt. De beëindiging van het PEPP heeft als groot risico dat er een grote sell-off van staatsobligaties zal ontstaan op de markt waardoor rentevoeten de hoogte in zullen schieten.
Om dit te voorkomen en de schuldenberg niet ‘nog groter dan ze al is’ te maken, zal de ECB hoogstwaarschijnlijk verder gaan met het opkopen van staatsschulden. Quantitative-easing en het opkopen van staatsobligaties wordt gezien als het aanzetten van de geldpers. Dit is schuld waarvoor geen aflossingsplicht geldt en waarover de centrale bank ook geen rente hoeft te betalen. Centrale banken kunnen in principe onbeperkt dergelijke schuld uitgeven en daarmee de geldhoeveelheid vergroten. Het gevaarlijke gevolg van deze verruiming van de geldhoeveelheid is het verlies van koopkracht voor de samenleving.
Laat ons even stilstaan bij de volgende cijfers:
De balans van de ECB is sinds het begin van 2020 van 4.7 biljoen euro naar ruim 8.2 biljoen euro gestegen. Dit is maar liefst een stijging van 75% op nog geen twee jaar tijd. Dit wil zeggen dat er de afgelopen 2 jaar meer dan 150 miljard euro schuld per maand op de balans is bijgekomen. Onwaarschijnlijk.